Geschiedenis van de homeopathie

Sommige mensen denken dat homeopathie een vorm van geneeskunde uit de laatste decennia is. Het klopt inderdaad dat de laatste jaren steeds meer mensen op zoek zijn naar alternatieven voor de steeds groter wordende hoeveelheid chemische medicijnen die tegen aandoeningen gebruikt worden. Middelen die allemaal hun eigen bijwerkingen hebben. Steeds meer mensen worden zich ervan bewust dat onze omgeving en ons milieu soms een negatieve invloed op ons hebben, bv. door vervuiling van ons leefklimaat en door manipulatie van ons voedsel. Ze gaan op zoek naar natuurlijke geneesmiddelen, naar zachte en veilige bronnen om zich aan te laven. Op deze wijze kunnen ze gemakkelijk bij de homeopathie terechtkomen.

Wanneer je terugkijkt in de geschiedenis, zie je dat de principes van de homeopathie eigenlijk al terug te vinden zijn bij Hippocrates, de Griekse arts die aan de basis van onze westerse geneeskunde staat. Hij leefde en werkte in de vijfde eeuw voor Christus. Hij ging er toen al vanuit dat ziekte te maken had met een natuurlijk proces en niet door de goden gestuurd werd. Hij beschouwde de eigen geneeskracht van de patiënt om zijn ziekte te overwinnen, als een zeer belangrijk gegeven.

Hippocrates gebruikte veel middelen uit de natuur om de mensen te helpen (middelen die nu nog steeds in de homeopathie gebruikt worden). Hij baseerde zijn behandeling niet op de wet van het tegengestelde, maar juist op de wet van het gelijkene (zoals homeopaten dat ook doen).

In de loop van de geschiedenis raakten de ideeën van Hippocrates in de vergetelheid en hoewel verschillende artsen ze af en toe nog eens onder de aandacht probeerden te brengen, duurde het tot het begin van de 19e eeuw voordat de theorieën van Hippocrates opnieuw ‘uitgevonden’ werden door de in 1755 in de Duitse stad Dresden geboren arts Samuel Christian Hahnemann.
Hij is de grondlegger van de homeopathie zoals we ze nu kennen.

Samuel Hahnemann was een zeer intelligente man; hij studeerde scheikunde en geneeskunde en sprak daarnaast verschillende talen. Al op jonge leeftijd kon hij aan de slag in zijn eigen artsenpraktijk, alwaar hij een drukke baan had, want hoewel de medische kennis steeds groter werd, ging de gezondheid van de mensen toch achteruit.

Door mensen te wijzen op het belang van algehele hygiëne, regelmatig baden, beddengoed verschonen, verstandig eten, frisse lucht, beweging, betere huisvesting etc. probeerde hij ze gezonder te laten leven. Toch vond hij dat hij te weinig voor zijn patiënten kon betekenen. Ook de medische behandelingen van die tijd waren volgens hem niet toereikend en zelfs gevaarlijk. Therapieën als aderlatingen, purgeren (enorm laxeren) en het gebruik van zwaar giftige stoffen als medicijn (lood, kwik en arsenicum) waren aan de orde van de dag. Hij raakte hierdoor zo gedesillusioneerd dat hij zijn praktijk opgaf en als vertaler te ging werken.

Door deze nieuwe baan kwam hij in aanraking met diverse (medische) geschriften die hij moest vertalen en waarmee hij het, door zijn scheikundige achtergrond, vaak absoluut oneens was. Om de onjuistheid van een geschrift over de werking van kinabast (een middel tegen malaria) te bewijzen, besloot Samuel Hahnemann op een dag om de betreffende stof op zichzelf te gaan testen. Zonder dat hij het zich bewust was zette hij daarmee de eerste stap naar de ontdekking van homeopathie. Hij deed in die tijd de eerste, later zogenoemde, geneesmiddelenproef.

Hij ontdekte tot zijn grote verbazing dat hij, die eigenlijk gezond was, enorm ziek werd van iedere kleine dosis kinine die hij nam. Hij ontwikkelde de symptomen van malaria, met hevige pijnen en wisselende koortsen, terwijl hij toch de ziekte niet had. Na een aantal uren zakten de klachten af en werd hij weer helemaal gezond, totdat hij een nieuwe dosis nam. Dan kwamen de symptomen weer in alle hevigheid terug. Zolang hij niks nam, had hij nergens last van en was hij niet ziek.
Natuurlijk probeerde hij dit ook bij andere mensen en bij hen ontwikkelde zich eenzelfde fenomeen.

Samuel Hahnemann ontdekte met deze proeven de basis van de homeopathie: als een gezonde mens een geneesmiddel neemt, kan hij de symptomen van de ziekte krijgen die het geneesmiddel zou moeten genezen.
Je zou een zieke persoon dus beter kunnen maken met een middel dat bij gezonde mensen diezelfde klachten geeft.

Zo zou je met homeopathie iemand met hooikoorts, met tranende ogen en een loopneus met heldere waterige slijmen misschien kunnen helpen met het homeopathische middel ‘ui’ (allium cepa).
Als een gezonde mens (langdurig) met uien in aanraking komt, ze schilt, snijdt en/of rauw eet, krijgt hij vrijwel altijd tranende ogen, een lopende neus en veel waterige slijmvorming. Deze persoon heeft geen allergie, is niet verkouden en is niet ziek, maar krijgt wel die symptomen iedere keer als hij met de ui in aanraking komt.

Je moet dus het gelijke met het gelijkende genezen (similia similibus curentur), iets wat Samuel Hahnemann ontdekte en wat al eeuwenlang vóór hem ook door Hippocrates gezegd werd!